Na de voltooiing van zijn laatste project – de integrale vastlegging van alle orgelwerken van Marcel Dupré – dient zich het volgende project aan: de integrale vastlegging van alle orgelwerken van Camille Saint-Saëns en waarschijnlijk ook die van Cesar Franck. Voordat het zover is eerst nog even een ander uitstapje: A Festival of French Organ Music. Een cd gevuld met een dwarsdoorsnee van bekende Franse werken ingespeeld op het Stahlhuth/Jahn-orgel van de Saint-Martin in Dudelange.
Nu is het orgel van de Saint-Martin in Dudelange niet het instrument waar je bij de vertolking van dit repertoire als eerste aan denkt. Hoewel het tegenwoordig – na de restauratie van Jahn – kenmerken uit de Franse romantiek bezit is en blijft het van origine een Duits-romantisch orgel (Stahlhuth). Dat wil overigens niet zeggen dat Frans repertoire op dit type orgel niet zou klinken... Integendeel! Daar hebben we het in vorige besprekingen al vaker over gehad. Een orgel met een mix van Duitse en Franse invloeden gaan wat ons betreft uitstekend samen en geniet zelfs onze voorkeur.
Het is opmerkelijk om te zien hoe meerdere keren het geboorte en sterfjaar van de diverse componisten synchroon lopen. Charles Marie Widor en Eugené Gigout werden beide in 1844 geboren terwijl Alexandre Guilmant en Theodore Dubois beide in 1837 werden geboren. Allemaal tijdgenoten dus. 1937 is ook zo’n gedenkwaardig jaar; Widor, Pierné, Vierne maar ook onze Jan Zwart overleden in dat jaar. Je zou soms wensen dat je inderdaad honderd jaar geleden was geboren. Deze uitspraak - afkomstig van Ben van Oosten in een niet zo lang geleden geplaatst interview - is goed te plaatsen tegen de achtergrond van zijn muzikale voorkeuren.
Van Oosten opent de schijf met de altijd weer aanstekelijke Marche Américaine van Widor. Oorspronkelijk werd het geschreven voor piano als onderdeel van 12 karakterstukken maar collega Marcel Dupré transcribeerde het om naar orgel en maakte er een pracht van een orgelbewerking van. De fanfareachtige opening onderstreept meteen het grandeur van deze bewerking. Wat hierna volgt is misschien wel het mooiste wat ik tot nu toe gehoord heb: de Trois Pièces van Gabriel Pierné. Het is zijn enige compositie voor orgel en het stuk is bij velen geliefd. Vooral het eerste deel – de Prélude – is van een ongekende schoonheid. Van Oosten weet hier precies de juiste sfeer te treffen met uiterst consistent legatospel. Niet benaderd vanuit de virtuositeit – wat maar al te vaak een valkuil blijkt - maar juist vanuit de lyriek. Een buitengewoon fraaie vertolking. Dezelfde sferen treffen we aan in de Invocation van Guilmant. Prachtige lyriek met een zingende stemvoering. Ronduit verpletterend is daarentegen de opening van Joseph Bonnet’s Variations de concert. Wat een power! Maar ook; wat een felheid van de speler. Het volgende deel – de Toccata van Dubois – doet bij tijden denken aan het spel van Klaas Jan Mulder. Als geen ander wist Mulder in dit stuk te boeien. Van Oosten slaagt daar ook uitstekend in. De programmering van de Tweede Suite van Leon Boëllmann is wat mij betreft een schot in de roos. Van Oosten laat hier horen dat het onterecht is dat deze muziek niet of nauwelijks bekendheid geniet. Natuurlijk, zijn Suite Gothique is en blijft een mooi stuk hoe vaak het ook gespeeld wordt. Maar deze tweede suite doet kwalitatief zeker niet onder voor de rest van het program.
Resumerend kunnen we stellen dat Ben van Oosten er wederom in geslaagd is een overtuigende indruk achter te laten. Ik ben benieuwd wat zijn Cesar Franck en Saint-Saëns opnamen ons nog gaan brengen. Ik kijk er reikhalzend naar uit. Vermeldenswaard is hier nog de opname. Zelden hoorde ik dit orgel zo overtuigend klinken. Uiteraard is dat ook voor een groot deel de verdienste van de organist. Inmiddels circuleren er heel wat opnamen van dit instrument op de markt – ook Nederlandse - maar deze spant wat mij betreft qua opname de kroon. Enfin, goede wijn behoeft geen krans.
Jan-Willem van Braak | augustus 2011